Vlaanderen werkt eigen onteigeningsdecreet uit

Bativox

Naar aanleiding van de zesde staatshervorming werd de bevoegdheid om te onteigenen overgeheveld naar de gewesten. Vlaanderen maakte gebruik van de nieuwe bevoegdheid om een moderne onteigeningswetgeving op te stellen, het zogenaamde Vlaams Onteigeningsdecreet, die aangepast is aan de hedendaagse noden van zowel de onteigenende instantie als van de burger.

Enerzijds streeft de Vlaamse regelgever naar een eenvormige, snelle en efficiënte procedure die haar moet toelaten om projecten van algemeen belang op een kortere termijn te realiseren. Anderzijds houdt het nieuwe decreet bijkomende garanties in voor de burger. Het decreet zal pas in werking treden na de verdere uitwerking ervan in een uitvoeringsbesluit, maar hieronder volgt al een overzicht van de nieuwe Vlaamse onteigeningsprocedures.

Welke instanties kunnen onteigenen?

Vroeger was er voor een onteigening altijd een voorafgaandelijke ministeriële machtiging nodig. Met het nieuwe Vlaamse Onteigeningsdecreet krijgen de verschillende bestuurlijke niveaus meer autonomie. De Vlaamse regering, de gemeenten en de provincies krijgen nu meer autonomie en kunnen zelf de nodige procedures opstarten. Andere lokale instanties zoals bijvoorbeeld een OCMW moeten nog wel een machtiging van hun bestuurlijk niveau krijgen.

Eenduidige administratieve procedure

Om over te gaan tot onteigening moet de onteigenende instantie een eenduidige administratieve procedure volgen. Die begint met de opmaak van een voorlopig onteigeningsbesluit dat essentiële elementen bevat zoals de onteigenende instantie, het onteigeningsdoel van algemeen nut, de motivering van de noodzaak,… Het voorlopig onteigeningsbesluit moet ook steeds voorzien zijn van volgende bijlagen:

  • een onteigeningsplan: welke percelen worden onteigend
  • een projectnota: welk project wenst de onteigenende overheid te realiseren en binnen welke termijnen. Dit moet de burger toelaten om in te schatten of hij in staat is om zelf de onteigeningsdoelstelling te realiseren, het zgn. recht op zelfrealisatie.

Bij een onteigening is er vaak ongenoegen over de vergoeding die de burger krijgt. Daarom verplicht het nieuwe onteigeningsdecreet de onteigenende instantie om te onderhandelen met de burger. Op basis van objectieve en gemotiveerde argumenten moet men proberen om te komen tot een onderhandelde vergoeding. De onteigenende instantie moet op basis van die onderhandelingen een schriftelijk aanbod formuleren.

Na de opmaak van het voorlopig onteigeningsbesluit moet de onteigenende instantie op eigen kosten een openbaar onderzoek organiseren. Alle burgers getroffen door de onteigening kunnen dan hun bezwaren formuleren. Tijdens de duur van het openbaar onderzoek kan de burger zijn verzoek tot zelfrealisatie indienen. Komt zo’n verzoek er niet dan zal de onteigenende overheid aan het eind van het openbaar onderzoek een definitief onteigeningsbesluit vaststellen dat vervolgens gepubliceerd wordt in het Belgisch Staatsblad.

Tegen het definitieve onteigeningsbesluit kan beroep aangetekend worden bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen.

Gerechtelijke procedure

Met de vaststelling van het onteigeningsbesluit loopt de administratieve procedure ten einde en vangt de gerechtelijke fase aan. Deze gaat over de wettelijkheid van de onteigening en over de hoogte van de onteigeningsvergoeding. Om alles gestroomlijnd en binnen duidelijke tijdslimieten te laten verlopen stelde de Vlaamse overheid ook hier een eenduidige procedure op die voor de vrederechter gevolgd zal worden.

De volledige tekst van het Vlaams Onteigeningsdecreet is terug te vinden op de site van de Vlaamse overheid.

­

2-wekelijkse nieuwsbrief

Blijf online én gratis op de hoogte van de nieuwste bouwproducten, economisch nieuws uit de bouw, de actuele bouwwetgeving, premies, projecten,....